
Overzicht november 2021 | Administratieve detentie in bezet Palestina
In november 2021 registreerde Staat van Beleg 1,728 schendingen en 132 rapporten. (Zie ook ons archief en de rapportages van de NAD). Deze maand schrijven we over administratieve detentie in bezet Palestina.
Meer en meer Palestijnse gevangenen starten een hongerstaking om zich te verzetten tegen hun administratieve detentie. In de laatste maanden waren we getuigen van langdurige hongerstakingen van zes Palestijnse gevangenen. Van de zes hongerstakers hebben inmiddels vijf gedetineerden hun hongerstaking beëindigd nadat ze een deal hadden afgesloten om vrijgelaten te worden.
Palestijnse gevangenen hebben al sinds 1968 hun toevlucht gezocht tot hongerstakingen in legitiem vreedzaam protest tegen het Israëlische detentiebeleid en wrede detentiecondities waaronder de toepassing van eenzame opsluiting, het ontzeggen van familiebeziek, onvoldoende medische zorg, martelingen en andere vormen van wrede onmenselijke of onterende behandeling. Door middel van hongerstakingen waren Palestijnen in staat om fundamentele rechten veilig te stellen en hun detentiecondities te verbeteren. Een aanzienlijk aandeel van de huidige rechten die Palestijnse gedetineerden genieten in Israëlische gevangenissen werden verkregen door hongerstakingen. Sinds de negentiger jaren hebben Palestijnse gevangenen hun toevlucht gezocht tot hongerstakingen in protest tegen Israël’s willekeurig gebruik van administratieve detentie.
Om een beter inzicht te krijgen waar Palestijnse gevangenen mee te maken krijgen onder administratieve detentie hebben we de volgende uitleg overgenomen van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem.
Onder administratieve detentie wordt een persoon vastgehouden zonder proces en zonder een misdaad te hebben begaan op gronden dat hij of zij van plan is de wet in de toekomst te overtreden. Aangezien deze maatregel preventief bedoeld is is heeft ze geen tijdslimiet. De persoon wordt gevangengezet zonder juridische procedure, opgedragen door de regionale militaire commandant, gebaseerd op geclassificeerd bewijsmateriaal dat niet aan hen wordt vrijgegeven. Hierdoor zijn de gevangenen machteloos, hebben ze te maken met onbekende beschuldigingen zonder dat ze deze kunnen ontkrachten, weten ze niet wanneer ze zullen worden vrijgelaten zonder aangeklaagd, berecht of veroordeeld te worden.
In de Westelijke Jordaanoever (exclusief Oost-Jeruzalem) wordt administratieve detentie uitgevoerd onder de Order betreffende Veiligheidsmaatregelen. De order geeft de militaire commandant van de Westelijke Jordaanoever, of de commandant aan wie de macht is overgedragen, de macht om personen tot zes maanden in administratieve detentie te plaatsen wanneer de commandant “redelijke gronden heeft om aan te nemen dat er redenen zijn van regionale veiligheid of openbare veiligheid om een zekere persoon op te sluiten”. Wanneer voorafgaande aan het verstrijken van de order de commandant “redelijke gronden heeft om aan te nemen” dat dezelfde redenen “nog steeds de bewaring van de gevangene in detentie vereist” dan mag hij de originele order met zes maanden verlengen “van tijd tot tijd”. De Order betreffende Veiligheidsmaatregelen kent geen limiet op de totale periode waarop een gedetineerde vast kan worden gehouden onder administratieve detentie zodat de verlenging keer op keer kan plaatsvinden. In de praktijk kan Israël hiemee Palestijnen die nog niet veroordeeld zijn voor iets voor jaren opsluiten.
Personen die onder administratieve detentie worden vastgehouden moeten binnen acht dagen voor een militaire rechter gebracht worden, zowel voor de originele detentie als voor een verlenging. De rechter kan de order handhaven, hem afwijzen of de periode verkorten die aangegeven is. Ongeacht de beslissing van de rechter mag zowel de gedetineerde als de militaire commandant ertegen in beroep gaan bij de Militaire Rechtbank voor Beroepen en daarna naar de Hogeraad van Justitie. Verhoren over administratieve detentie orders worden op camera opgenomen en het is de rechters toegestaan om bewijsrecht terzijde te schuiven. In het bijzonder mogen rechters “bewijsstukken accepteren in de afwezigheid van de gedetineerden of advocaat en zonder dit aan hen bekend te maken”, wanneer ze overtuigd zijn dat het bekendmaken van bewijs “de regionale of openbare veiligheid kan schaden”.
Administratieve detentie van Israëlische burgers en inwoners wordt uitgevoerd onder de “Emergency Powers (Detentions) Law”. Door de jaren heen heeft Israël deze maatregel gebruikt tegen diverse Israëlische burgers, inclusief kolonisten. Dit zijn geïsoleerde gevallen en meestal duurde de detentie een aantal maanden. Sinds Israël zich “ontkoppelde” van de Gazastrook in september 2005 heeft ze de Detentiewet voor Onwettige Strijders gebruikt om inwoners van de Gazastrook gevangen te nemen onder administratieve detentie. Deze maatregel is tot nu toe slechts in een een paar gevallen toegepast. De bepalingen van deze wetten zijn in essentie gelijk aan die van de militaire order die geldt voor de Westelijke Jordaanoever.
De order betreffende veiligheidsmaatregelen is inclusief bepalingen die ogenschijnlijk zijn bedoeld om administratieve gedetineerden te beschermen, overeenkomstig international recht hieromtrent, welke de bezettingsmacht toelaat om inwoners van het bezette gebied slechts in zeldzame uitzonderlijke gevallen onder administratieve detentie te plaatsen. Dit heeft Israël geen halt toegeroepen om ruim gebruik te maken van de maatregel in de bezette gebieden. Israël maakt routinematig gebruik van administratieve detentie en heeft door de jaren heen duizenden Palestijnen achter de tralies gezet voor perioden die variëren van een aantal maanden tot een aantal jaren zonder mede te delen waar ze van beschuldigd worden en zonder vermeende bewijsstukken aan hen of hun advocaten bekend te maken. Sommige gedetineerden waren onder de achttien jaar oud.
Gedurende de eerste en tweede intifada heeft Israël vele honderden Palestijnen in administratieve detentie geplaatst en het aantal overschreed de duizend diverse keren in 2003 (gedurende de tweede intifada). Echter, het wijdverbreide gebruik van deze extreme maatregel beperkt zich niet enkel tot deze perioden. Sinds maart 2002 is er geen maand voorbijgegaan waarop Israël niet tenminste 100 Palestijnen onder administratieve detentie vasthield.

Daarnaast gebruiken de autoriteiten in sommige gevallen administratieve detentie als een snel en gemakkelijk alterntief voor criminele berechtingen, anders dan het voorkomen van toekomstig gevaar. Dit gebeurt voornamelijk wanneer er niet voldoende bewijsmateriaal is voor opsluiting of wanneer ze het bewijsmateriaal dat ze vermeend in hun bezit hebben niet willen vrijgeven. Dit gebruik van administratieve detentie is absoluut verboden en vervaagt het complete verschil tussen een administratieve rechtsgang die is bedoeld als een potentiële preventieve maatregel en een strafprocedure waarvan het doel bestraffend is en met terugwerkende kracht. Israël buit deze maatregel ook uit om Palestijnen gevangen te nemen vanwege hun politieke opvattingen en betrokkenheid bij vreedzame politieke activiteiten.
Daarbij is de restrictie op de order betreffende veiligheidsmaatregelen aangaande de duur van administratieve detentie zinloos omdat de detentie keer op keer verlengd kan worden zonder tijdslimiet. Zulke verlengingen zijn niet ongebruikelijk. Eind mei 2017 werden bijvoorbeeld 475 Palestijnen vastgehouden onder aministratieve detentie in Israëlische gevangenissen. 128 van deze Palestijnen waren vastgehouden voor zes tot twaalf maanden waarmee hun detentie tenminste 1 keer verlengd zou moeten zijn en 121 gedetineerden zaten al meer dan een jaar vast waarmee hun detentie tenminste twee keer verlengd zou moeten zijn.
De militaire order vereist dat gedetineerden voor een rechter gebracht moeten worden maar dit draagt weinig bij om misbruik van deze maatregel te voorkomen en de rechtsgang voor adminstratieve detentie is vooral een façade van juridisch onderzoek. In de meeste gevallen accepteert de rechter de positie van de aanklager en keurt het bevel tot bewaring goed.
Bovendien accepteren de rechters altijd het verzoek van de aanklager om bewijs geheim te houden vanwege “nationale veiligheidsredenen”. Door het volgen van deze praktijken veranderen de rechters de uitzondering waarin is voorzien in de administratieve detentie order in een bepaling die gedetineerden alle mogelijkheden ontzegt om zich te verdedigen tegen de aanklachten. De geheimhouding van bewijs voorkomt dat gedetineerden en hun advocaten de kwaliteit, de juistheid en de relevantie van de informatie die tegen hen wordt gebruikt kunnen onderzoeken. Het is waar dat de militaire rechters en de HCJ rechters hebben verklaard dat, gegeven de geheimhouding, ze de leegte moeten opvullen en moeten optreden als verdediging voor de gedetineerden. Deze verklaring wordt echter niet tot uitvoering gebracht in de praktijk. In de overgrote meerderheid van de gevallen vragen de rechters niet om inzage van ISA informatie, onderzoeken ze de militaire vervolging niet met betrekking tot de informatie die tot detentie heeft geleid en accepteren ze gewoonweg de argumenten die aan hen worden gepresenteerd als een feit.
Voorts, in hun oordelen over administratieve detentie zijn de rechters van de HCJ overeengekomen dat dit een “extreme” maatregel is die zorgvuldig gebruikt moet worden en slechts in uitzonderlijke gevallen. Ze zijn overeengekomen dat het alleen gebruikt moet worden voor preventie en nooit als strafmaatregel en alleen wanneer er gevaar dreigt specifiek bij de persoon onder detentie. Ze kwamen ook overeen dat administratieve detentie, zoals alle andere maatregelen, onderhevig is aan het principe van evenredigheid en daarom alleen gebruikt kan worden wanneer het vermeende gevaar niet voorkomen kan worden door een strafprocedure of een administratieve maatregel die minder schadelijk is voor mensenrechten. Desalniettemin hebben de rechters bijna alle adminsistratieve detenties gehandhaafd die voor hen gebracht werden.
De macht om mensen vast te zetten die niet veroordeeld zijn of zelfs niet aangeklaagd voor iets voor een langere periode, gebaseerd op geheim “bewijsmateriaal” die niet kan worden aangevochten, is een extreme macht. Israël gebruikt deze macht voortdurend en extensief, waarbij honderden Palestijnen worden vastgehouden op elk moment. De staat zorgt ervoor dat dit beleid een vorm van legaliteit wordt verleend door de rechtbanken iedere detentie order te laten onderzoeken. In deze procedures worden de gedetineerden vertegenwoordigd door een advocaat, ze kunnen in beroep gaan tegen het besluit van de rechter en de verhoren volgen procedurevoorschriften en bewijskrachtige regels. Echter, dit is slechts een schijnvertoning van juridisch onderzoek omdat de gedetineerden geen echte mogelijkheid hebben om een redelijke verdediging te voeren tegen de aanklachten. Desalniettemin handhaven de rechtbanken routinematig de detentie orders. Aan het einde van de dag zijn het korps van de militaire advocaat-generaal, het openbaar ministerie, militaire rechters en rechters van de HCJ rechtbank allemaal medeplichtig in het creëren van deze gang van zaken.
Volgens de mensenrechtenorganisatie Addameer worden er momenteel 500 Palestijnen vastgehouden in Israëlische gevangenissen onder administratieve detentie.